Een nieuwsbericht van 18-07-2017
De Hoge raad tikt de werkgroep alimentatienormen voor de tweede maal op de vingers. Het door de alimentatiegerechtigde te ontvangen kindgebonden budget vermindert de behoefte aan partneralimentatie niet.
In een eerdere prejudiciƫle beslissing van 9 oktober 2015 heeft de Hoge Raad bepaald dat bij de vaststelling van de door de ouders te betalen bijdrage in de kosten voor hun minderjarige kinderen het kindgebonden budget inclusief de zogenaamde alleenstaande ouderkop niet in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.
Vervolgens is de vraag gerezen of het kindgebonden budget moet worden gerekend tot het inkomen van die ouder en diens behoefte aan partneralimentatie vermindert. In de rechtspraak bestaan op dit punt uiteenlopende opvattingen. De Hoge Raad heeft deze prejudiciƫle vraag van het Hof Den Haag nu eindelijk beantwoord. "Bij het kindgebonden budget is sprake van een overheidsbijdrage van aanvullende aard, waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan een uitkering tot levensonderhoud op de voet van art. 1:157 BW." Met andere woorden: het kindgebonden budget vermindert de behoefte van de alimentatiegerechtigde ouder aan partneralimentatie niet.